De rugzak in de tram
‘Er lopen steeds meer gekken rond in Nederland’. Ik hoorde het als bijzinnetje in een debat over de behandeling van Michael P, voor de moord op Anne Faber. De volksvertegenwoordigster zei het niet als argument of zorgelijke ontwikkeling. Wel als een kille constatering die haar van pas kwam, als een feit. Alsof we er maar mee moeten leren leven…meer gekken op straat.Het zinnetje blijft de hele dag door mijn hoofd spoken.
Als ik de Amsterdamsestraatweg oversteek. ‘Gekken’ genoeg. Dag in dag uit dezelfde verslaafden uit het opvanghuis verderop, dezelfde buren met verwaarloosde psychologische problemen die om een praatje verlegen zitten en doorgeschoven machomannen die in een BMW of Audi zo luidruchtig mogelijk langs scheuren. Gevaarlijker: horden fietsers in moordend tempo. Oversteken is een levend Tetris. Als ik de stadsbus pak naar de trein. Bewust na de periode dat blijkbaar iedereen tegelijk wil, want ik heb liever voordeel dan opstoppingen.
Of als ik met de auto ga, omdat ik afspraken heb die met het OV niet in de dag passen. File en razende automobilisten neem ik dan op de koop toe. Ik heb mezelf afgeleerd te gaan mopperen of zelfs schelden. Blijkbaar heb ik een inschattingsfout gemaakt in mijn planning, of meer haast dan goed voor me is. Opwellend chagrijn is voor mij een teken dat ik beter even tot mezelf kan komen. Sterker: als ik in de Kanaalstraat weer moet wachten op gezellig keuvelende automobilisten van een andere culturele achtergrond, zeg ik tegen mezelf: ‘gelijk hebben ze, relax!’
Openbaar vervoer vind ik – als ik eenmaal rustig zit – menselijker. Je bent direct onder de mensen, veelal vreemde mensen, soms in positieve zin, soms in negatieve zin. Ik hoor prachtige gesprekken, vang nieuwsgierige blikken en heb hilarische ontmoetingen met prachtige mensen in al hun diversiteit. Maar voor ik eenmaal zit…
Als ik bij Amsterdam Amstel de metro naar Weesperplein pak, drukken we elkaar als lemmingen tram 7 in, opgehouden door Japanners met kaartjes die niet geldig blijken. Ik kan er nog om lachen. Ben zelf immers ook graag op reis en mis dan ook wel eens een regeltje.
Geen vrije zitplaats. Ik limbo onder wat rugzakken door en hang me staande aan een rubberen lus. Links naast me een keurig opgemaakte vrouw van een jaar of zestig; rechts wurmt een zeer secuur geknipte jongen draadloze airpods zijn oren in. Om zijn schouders hangt een waterdicht hardplastic rugzak, aan de bovenkant opgerold in brede, scherpe punten. Ik verbaas me geërgerd, heel even. Hoe vaak heb ik niet lachend gedacht ‘ik wil een rugzak in de vorm van een boksbal, of -handschoen’. Hij glipt voor me langs naar de uitgangpoortjes.
Pats! De vrouw krijgt de rugzak in haar rechterwang. Vol de scherpte punt erin. Haar hoofd slaat weg.
De knaap heeft niets door en zijn schouder ontsnapt aan mijn rechterhand als ik de vrouw met een doorleefd grimlachje haar kapsel zie opschudden.
Bij die rugzak houdt mijn relativeringsvermogen op.
De rugzak is voor mij al lang niet meer de dicht gepropte, volgehangen metgezel in avontuur, de uitnodiging voor boeiende, leerzame ontmoetingen in andere culturen.
Scholieren zeulen met rugzakken vol veel te zware, verplichte schoolboeken en jonge, snelle professionals met hun design-laptops. Omdat we veel te weinig tijd hebben voor veel te veel (onduidelijke) informatie. Want onderwijs wordt duur betaald en de markt regeert.
Wie heeft er niet een ‘rugzakje’? Velen dragen daarin veel te veel mee dat op zoveel manieren kan worden geduid dat ze door de bomen de zon niet meer zien schijnen. Voor sommige, steeds meer mensen om gek van te worden. Goede zorg wordt duur betaald.
We ‘raken’ elkaar anders dan we eigenlijk zouden willen, zonder het zelf door te hebben.